Pau Wijnman heeft een helder ideaal: ze streeft als socialiste naar een betere wereld waarin onwetendheid en zelfzucht worden overwonnen door bewustwording en gemeenschapszin. Met hart en ziel zet ze zich in voor de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC), de in 1918 opgerichte jongerenorganisatie van de SDAP. Pau geeft er cursussen, schrijft een aantal educatieve boekjes en begeleidt toneelvoorstellingen. Daarnaast schrijft ze artikelen. Samen met haar man, kunstenaar Johan van Hell, is Pau ook in kunstkringen politiek actief. Zo zijn ze betrokken bij de oprichting van de SKK – Socialistische Kunstenaars Kring. Pau is secretaris van de SKK, die kunst met ‘de socialistische gedachte’ wil bevorderen. Er is geen eensgezindheid in welke stijl dit het beste kan. Een aantal leden werkt realistisch, andere leden werken geabstraheerd. In het werk van Pau zijn duidelijke vormen van het kubisme, expressionisme, futurisme maar ook het symbolisme terug te vinden. Naast werken op papier, maakt Pau mozaïekontwerpen, maskers, litho’s en houtsneden. In 1927 krijgt ze de ziekte van Parkinson. Pau overlijdt in 1930, op 40-jarige leeftijd.